Tekst
Lettertype

Verschillende vormen van springen

Inhoudsopgave Toon

Wist je dat: kinderen van springen vrolijk worden? Springen wordt door het brein geassocieerd met blijdschap en heeft daarom een positief effect op het humeur. Maar hoe ontwikkelt het springen zich eigenlijk? En welke verschillende vormen van springen zijn er allemaal? Dat lees je hier in onze blog!

Ontwikkeling springvaardigheid

Springen is een grof motorische vaardigheid die in de peuter- en kleuterleeftijd ontstaat. Rond de leeftijd van 3 jaar laten de meeste kinderen een minimale sprongvorm zien. Dit zal in het begin niet meer zijn dan een grote, snelle stap van bijvoorbeeld de laatste traptrede of de stoeprand. Al snel zal een kind steeds beter met twee voeten tegelijk van de traptrede of stoeprand kunnen springen. Vervolgens ontwikkelt het op en neer springen op de plaats. In deze fase zal er na regenval toch echt even in elke plas gesprongen moet worden. Ook zal een kind zich steeds meer naar voren gaan verplaatsen tijdens het springen.

Wanneer jouw kind zich in deze fase van het springen bevindt kun je hier spelenderwijs mee aan de slag gaan! Wat dacht je van het springen op alleen de witte strepen van het zebrapad? Of het springen over de putten op de stoep? De sprongen zullen bovendien steeds hoger worden, waardoor het een kind gaat lukken ergens op of overheen te springen. Een dagje aan het strand zal niet voorbij kunnen gaan zonder over de golven te hebben gesprongen!

Verschillende sprongvormen

Naarmate je kind ouder wordt zal het springen steeds beter ontwikkelen. Vanuit de beginnende sprongvormen ontwikkelen in de basisschoolleeftijd de staande vertesprong en staande hoogtesprong. Je kind zal steeds krachtiger kunnen afzetten met de benen, waardoor er verder en hoger gesprongen kan worden. Het gelijktijdig afzetten met de voeten zal ook beter lukken en de armen zullen een zwaaibeweging maken tijdens het ver- en hoogspringen. Wil je dit oefenen met je kind? Wedstrijdjes zijn altijd leuk, uitdagend en motiverend! Kijk maar eens wie er het verste of hoogste kan springen.

Rond een leeftijd van 9 jaar is de meest volwassen vorm van de staande verte- en hoogtesprong te zien. Dit vormt een goede basis voor het ontwikkelen van moeilijkere sprongen, zoals sportspecifieke sprongvormen. Denk bijvoorbeeld aan het verspringen bij atletiek, een hoogtesprong voor het smashen bij volleybal of het dunken bij basketbal of verschillende sprongen tijdens het turnen of ballet.

Tot slot kan er ook nog gesprongen worden op 1 been: het hinkelen! Dit zal beginnen met het staan op 1 been en wat hupjes op 1 been kunnen maken op de plaats. Tussen de 4 en 5 jaar lukken er ongeveer 5 hinkelsprongen achter elkaar. Tussen de 5 en 6 jaar zijn dit al 10 hinkelsprongen! Om het hinkelen te oefenen komt de ouderwetse hinkelbaan nog steeds goed van pas. Teken deze samen met je kind op de stoep met stoepkrijt en spring in de vakjes van 1 been naar 2 benen. Gaat dit goed? Misschien lukt het wel om de gehele hinkelbaan te hinkelen; spring op 1 been van vakje naar vakje. Of hinkel van stoeptegel naar stoeptegel, misschien lukt dit wel zonder de lijntjes tussen de tegels aan te raken!